Introductie Merckwaerdighe Bierologie
Er is veel, zeer veel veranderd in de wereld sinds 3400 vóór Christus. Wij kloppen ons op de borst, wij kijken omhoog naar de maan, waar we geweest zijn en wij glimlachen om uitvindingen als het wiel en de pot van aardewerk.
De menselijke samenleving moge dan wel diepgaand veranderd zijn in de loop van duizenden jaren, maar is de méns wel zoveel veranderd? Is ons vernuft, waar wij zo fier op zijn, wel zoveel groter dan het vernuft van onze voorouders van 5000 jaar geleden? Wij maken immers gebruik van hun verworvenheden en nog steeds bouwen wij voort op wat vorige geslachten hebben uitgevonden.
De geschiedenis van het bier is oud, zeer oud en misschien nóg ouder. Omdat de behoefte aan koele lafenis en aan vriendelijke troost en beloning voor alle dagelijkse zorgen en moeiten nu eenmaal oud is, zeer oud en nóg ouder. En als het erom ging zich een aangename drank te verschaffen, is de mens – door alle eeuwen heen – bijzonder vernuftig en vindingrijk geweest, zelfs zo dat het ons voorkomt alsof hij zijn tijd ver vooruit was.
Het drinken leert men het eerst.
En daarna pas het eten.
Men zal daarom uit dankbaarheid.
Het drinken nooit vergeten.
Zegt een oud rijmpje.
Niet allen heeft elk land de regering die het verdient, maar ook de dranken die passen bij het karakter en het temperament, de talenten, de intelligentie en de fantasie van zijn bewoners.
Er zijn minstens twee dingen die de mens fundamenteel van het dier onderscheiden. Ten eerste, dat de mens kan lachen en ten tweede, dat hij niet allen drinkt om zijn dorst te lessen, maar ook om er plezier aan te beleven. Het een hangt zeer nauw met het andere samen. Lieden die uitsluitend water drinken, lachen zelden. En zo wij het bier ergens dankbaar voor moeten zijn, dan is het, dat bier de mens zijn dagelijkse kleine en grote zorgen kan doen wéglachen. Men denke daar niet te licht over. Er is daar in vroeger tijden ook zeker niet te licht over gedacht. Want vele oude volkeren beschouwden het bier als een godsgeschenk en zij offerden graan en bier om toch vooral de goedgunstigheid der goden te bewaren, opdat niet op een kwade dag dit geschenk zou worden teruggenomen.
Bier is in deze wereld – die louter uit techniek en menselijk vernuft lijkt te bestaan – nog steeds een wonder der natuur. De mens kan veel doen aan bier, zeer veel. Maar het fundamentele, het dagelijkse terugkerende wonder van kleine levende gistcellen, die van moutsuiker uit kiemend graan alcohol en koolzuur maken, dat doet de natuur, en dat fundamentele wonder moet ook de mens van de twintigste eeuw, bezig het heelal te veroveren, aan de natuur en aan de kleine gistcellen overlaten. En is dat niet de diepere troost die het bier ons geeft? Al meer dan vijftig eeuwen is het bier een trouwe gezel van de mens geweest. Een vriendelijke en goedgeluimde gezel, die voor zichzelf weinig eisen stelt en die veel geeft aan eerlijke opbeuring en gulle hartelijkheid. Bier is de bonhomme onder de dranken, wijs, royaal, eenvoudig en goedig genoeg om zich overal en bij iedereen op zijn gemak te voelen. En daarom willen wij in deze Merckwaerdighe Bierologie, de gouden draad spinnen, vanaf zijn mysterieuze oorsprong tot de dag van vandaag en met deze draad in de hand door vijftig eeuwen menselijke historie gaan en tot onze vreugde en verbazing zien hoe het bier altijd zich zelve bleef, oorlogen en volksverhuizingen overleefde, meemaakte hoe beschavingen moe en oud werden en tenslotte stierven, maar zelf zijn eeuwige jeugd bewaarde. Omdat in het bier de eeuwige levenslust en de onverwoestbare kiemkracht van de natuur huist. Bier blijft altijd jong, al is het vijftig eeuwen oud.
En omdat wij geloven in dat bier en in de noodzaak van een glimlach op zijn tijd en in de goedheid van de doodgewone dingen des dagelijksen levens, lieten wij dit verslag van een gezellige bierreis schrijven.
Enschede / Groenlo, augustus 1966
De tekst is slechts op enkele punten aangepast om het origineel zoveel mogelijk trouw te blijven.
De Wortketel